Oudewater in plaatjes
Deel 5

Op onze wandeling door het oude IJsselstadje verplaatsen we ons nu naar de markt. Het plein is eigenlijk een grote boogbrug over de haven. Op woensdagmiddag is er nog altijd een drukke warenmarkt. In het verleden was er ook een kaasmarkt. Voor het wegen van de kaas en andere waren (hennep) is er een waaggebouw. Ook was deze waag in gebruik voor het wegen van heksen en tovenaars. Tegenwoordig is het een museum, de Heksenwaag.  Iets verder in de Leeuweringerstraat bevind zich de Oud-Katholieke Kerk. Op mooie zomerdagen als het druk is bij de ijszaak aan de overkant, heeft de koster van de kerk de deuren wijd open staan. Op zo'n mooie dag ben ik even naar binnen gegaan en wat foto's gemaakt. Vlak bij de ingang van de kerk staat een beeld van Maria, aangeboden door dankbare jongemannen die omstreeks 1950 behouden terugkeerden na hun diensttijd in Indië. In het kerkje zelf is er geen Maria beeld te zien. Wel schilderijen en symbolen die verwijzen naar Jezus Christus en de apostelen veel minder naar de heiligen. Het verschil is vier eeuwen geleden ontstaan, toen Cornelius Jansenius de Rooms-Katholieke Kerk hervormen wilde. Hij bestreed de biechtpraktijk en de Mariaverering en wilde de eucharistie beperken tot de gelovigen die oprecht berouw van hun zonden hadden. Zijn volgelingen, onder wie de filosoof Blaise Pascal, werden jansenisten genoemd. Jansenisten, zei een tegenstander, zijn calvinisten die naar de mis gaan.

De stadswaag eind jaren 30 van de vorige eeuw, de gevel is ontdaan van de priesterlaag en wacht op restauratie.

De Markt 1878, een foto van de heer E.C. Rahms.

 

 

Cornelius Jansenius was de Latijnse naam van Cornelis Jansen, een timmermanszoon die op 28 oktober 1585 in Acquoy bij Leerdam geboren werd, 25 kilometer ten zuidoosten van Oudewater. Hij bezocht de Latijnse school in Utrecht en vervolgens de universiteit in Leuven. Hij was voorbestemd voor de Orde der Jezuïeten, het roomse keurkorps ter bestrijding van de Reformatie, maar ging al snel een andere weg. Hij promoveerde in 1604 in de filosofie, samen met een goede vriend, de Fransman Jean du Vergier de Hauronne. Samen maakten ze studie van de kerkvaders. Augustinus werd hun inspiratiebron. De studie in Leuven vormde Jansen voor het leven. De universiteit droeg het stempel van Michael Baius (1513-1589), hoogleraar in Leuven, en een kenner van het werk van Augustinus. In navolging van Augustinus leerde Baius dat de mens door de zondeval geheel verdorven was en alleen door genade gerechtvaardigd werd. Baius wandelde in het spoor van Luther en Calvijn, maar week ook weer van hen af, omdat hij geloofde dat de zondige mens mede door goede werken gerechtvaardigd werd. Baius vond weinig weerklank in de Rooms-Katholieke Kerk. Hij werd door de paus veroordeeld en door de jezuïeten bestreden alsof hij een ketter was.

Ondanks de pauselijke veroordelingen en de bekeringsijver van de jezuïeten bleeft Leuven Augustinus in ere houden. Zo werd Jansenius in 1619 naar Leuven teruggehaald, waar hij de genadeleer van Augustinus bestudeerde en uitdroeg. Met zijn vriend en studiegenoot Jean du Vergier de Hauronne maakte hij een plan voor de hervorming van de kerk: Jansenius zou zich richten op de kerkelijke leer, Jean du Vergier op het kerkelijk leven. Jansenius las de werken van Augustinus dertigmaal en schreef er een driedelig boek over, Augustinus, dat in 1640 in Leuven postuum verscheen. Twee jaar eerder, op 6 mei 1638, was Jansenius aan de pest gestorven. De jezuïeten vonden het boek een ergernis en gingen in verzet, omdat Jansenius hun geloof in de vrije wil en de goede werken verwierp. Hun ijver werd beloond, want in 1642 verklaarde paus Urbanus VIII in de bul In eminenti dat Jansenius een ketter was en zijn leer een dwaalleer. Dezelfde paus had in 1633 Galilei gedwongen zijn inzichten over de bouw van het heelal terug te nemen.
Jean du Vergier de Hauronne had in 1635 een boek geschreven over het kerkelijk leven, waarin hij de pauselijke oppermacht bestreed en de rechten van de bisschoppen bepleitte: de kerk moest niet door de paus, maar door de bisschoppen worden geregeerd. De jezuïeten, de trouwste dienaren van de paus, reageerden gekwetst, maar in Frankrijk kwam er weerklank. Veel Fransen vonden de paus een bemoeial uit het buitenland en regelden liever hun kerkelijke zaken zelf. Hun standpunt, gallicanisme genoemd, spoorde met het denken van Jean du Vergier en maakte de Fransen ontvankelijk voor het denken van Jansenius. Jansenisten en jezuïeten verschilden vooral van mening over de communie. De jezuïeten lieten het liefst zoveel mogelijk mensen ter communie gaan, maar in Port Royal ging men pas ter communie na zelfbeproeving en oprecht berouw van zonden. Een broer van Jacqueline Arnauld, Antoine, een priester en kluizenaar, schreef er een ophefmakend boekje over, De la fréquente communion (1643), waarin hij de communie van de jezuïeten een plichtpleging noemde. De jezuïeten vonden het boek van Antoine Arnauld een oorlogsverklaring en sloegen hard terug. Uiteindelijke smaakten ze de zege, want in 1653 publiceerde paus Innocentius X de bul Cum occasione, waarin vijf stellingen van de jansenisten werden veroordeeld. Arnauld repliceerde dat de vijf stellingen door Jansenius niet geleerd en in diens Augustinus niet te vinden waren. Jansenius leerde slechts wat Augustinus had geleerd, en daarover mocht de paus geen oordeel vellen, dacht Arnauld. De strijd tussen jezuïeten en jansenisten werd voortgezet in de Nederlandse Republiek. Daar vormden de katholieken een nauwelijks gedoogde minderheid, die haar geloof niet publiekelijk belijden mocht en in schuilkerken bijeenkwam. Voor Rome was de Republiek een missiegebied; in officiële stukken werd van de 'Hollandse Zending' gesproken. Het Nederlandse missiegebied werd niet bestuurd door een bisschop, maar door een apostolisch vicaris, die rechtstreeks onder het gezag van de paus viel. Van 1663 tot 1686 werd de Hollandse Zending geleid door de zeer bekwame, charismatische Johannes van Neercassel. Hij was geen jansenist, maar deelde de strenge moraal van Arnauld en Quesnel, met wie hij goede contacten onderhield. Na hun vlucht uit Brussel werden ze gastvrij door hem ontvangen. Hij werd gewantrouwd door de jezuïeten, omdat hij de heiligenverering wilde matigen en in de liturgie de volkstaal boven het Latijn verkoos. Toen hij in 1686 na een preek in de open lucht aan longontsteking stierf en door zijn veel minder gezaghebbende geestverwant Petrus Codde werd opgevolgd, sloegen de jezuïeten toe. Ze organiseerden het verzet tegen Codde, lieten getuigenissen verzamelen over dwaalleer en pastorale misstanden, en maakten er een zwartboek van, Breve memoriale uit 1697. Het boek wekte de indruk dat het jansenisme in de Hollandse Zending diep geworteld was, gezien de strenge biechtpraktijk en zware boetedoening na gedane zonden. Codde werd naar Rome geroepen, langdurig ondervraagd en afgezet in 1704. Hij werd opgevolgd door Theodorus de Cock, een van de medewerkers aan het zwartboek. Aanhangers van Codde vroegen vervolgens de Staten van Holland om hulp tegen de bemoeienis van Rome. Die namen drastische maatregelen: De Cock mocht zijn ambt niet meer uitoefenen en de katholieken mochten zich niet meer zonder toestemming van de Staten in Rome verantwoorden, zoals Codde had gedaan. Het conflict in de Hollandse Zending leidde in 1723 tot een scheuring, toen de aanhangers van Codde, ook wel Cleresij genoemd, in 1723 een eigen bisschop kozen, Cornelis Steenoven, die hard nodig was om nieuwe priesters te wijden. In 1724 werd hij door een geschorste Franse bisschop gewijd, Varlet, een jansenist. Uiteraard erkende de paus de wijding niet, zodat de breuk voorgoed geslagen was. De aanhangers van Codde noemden zich de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Cleresie, sinds de negentiende eeuw de Oud-Katholieke Kerk. De Latijnse liturgie werd afgeschaft en de gregoriaanse gezangen in het Nederlands vertaald. Tot 1900 gold de plicht tot het bijwonen van de Mis op zondag; in 1922 werd het priestercelibaat afgeschaft. Momenteel telt de Oud-katholieke Kerk twee bisdommen, Utrecht en Haarlem, met ongeveer 25 parochies, waarvan een in Oudewater. De oud-katholieken zijn altijd een klein en weinig opvallend kerkgenootschap gebleven.

Vlak naast de Oud-katholieke Kerk bevind zich de Heksenwaag, na aanleiding van een feestweek in de jaren 30 van de vorige eeuw is de Stichting Heksenwaag opgericht. Hieronder ziet u een foto met de oprichters van deze stichting. Het waaggebouw was namelijk niet alleen als kaas en hennep (voor de touwproductie) waag in gebruik, maar ook mensen die het slachtoffer waren van de heksenvervolging konden zich hier laten wegen. De waag van Oudewater was eerlijk in tijden dat om te bewijzen water proeven gedaan werden. Als men bleef drijven was men een heks, zonk de ongelukkige was men onschuldig maar wel verdronken! 

 

Het gebouw is in 1938  gerestaureerd waarbij het weer van een trapgevel voorzien is. Op de foto hierboven is de oude gevel nog zichtbaar. Naast het waaggebouw is de fraaie gevel van het  Arminiushuis zichtbaar, ook dit gebouw is fraai gerestaureerd. Het was het geboortehuis van Arminius professor in de theologie wiens naam verbonden is met de godsdiensttwisten tussen de Remonstranten en de Contraremonstranten tijdens het twaalfjarig bestand in de tachtigjarige oorlog. Veel leden van Arminius zijn familie  kwamen om tijdens de Oudewaterse Moord op 7 augustus 1575 door de Spanjaarden. 

Een kaart uit de jaren 50 van de vorige eeuw, Arminiushuis is nog niet gerestaureerd en er zijn nog geen nieuwe bomen geplaatst op de Marktbrug.

       HOME Deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6  deel 7 deel 9   Verder